Notulen van de vergaderingen der Staten van Holland 1620-1640 door N. Stellingwerff en S. Schot
Bewerkt door E.C.M. Huysman, A. Langeveld-Kleijn, J.C. Stok en J.W. Veenendaal-Barth; met medewerking van C.E. Keij, V.L. Vree en A.A. Smit.
Nicolaas Stellingwerff, pensionaris van Medemblik, en Sybrand Schot, secretaris van Purmerend, hebben nauwkeurig verslag gehouden van de beraadslagingen binnen de Staten van Holland en West-Friesland, waar zij gedeputeerden waren namens hun steden. Zij maakten deze notulen in opdracht van hun lastgevers, de burgemeesters van beide steden. Omdat de contemporain gedrukte notulen van Holland alleen de besluiten, maar nooit de discussies binnen de Staten weergeven, vormen deze particuliere notulen een bron van onschatbare waarde voor de besluitvorming binnen de vergadering. Vrijwel alle onderwerpen komen aan de orde, omdat de Staten van Holland het hoogste bestuurslichaam binnen het gewest waren. De particuliere notulen werpen een helder licht op de verhoudingen tussen de verschillende stemhebbende steden, de verstandhouding met de stadhouder en met de Staten-Generaal.
Tussen 1987 en 2006 verschenen over de jaren 1620-1636 zeven delen in de Grote Serie van de RGP (GS 200, 206, 228, 245, 249, 252). Zij omvatten een integrale weergave van de notulen van beide gedeputeerden, met zoekmogelijkheid door middel van een systeem van verwijzingen en een uitvoerige index. Van de latere notulen over de periode september 1636 tot en met november 1640 – het in 1952 bepaalde einde van het project – zijn op deze website de transcripties raadpleegbaar gemaakt. Van 19 van de 26 van de Staten van Holland in deze jaren zijn aantekeningen van Stellingwerff en Schot bewaard gebleven. Met uitzondering van zitting A zijn telkens van een van de twee pensionarissen de netnotulen in transcriptie en zonder nadere bewerking doorzoekbaar gemaakt. Daar waar de netnotulen van de completere en beter schrijvende Stellingwerff ontbraken, zijn de aantekeningen van Schot (zitting B en C) weergegeven. Bij de vaststelling van de tekst zijn de Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden (5e druk; Utrecht-‘s-Gravenhage, 1975) gevolgd.