Nederlandse groepsportretten (1400-1700) als seriële bron
Looptijd: | 2025 - ca. 2032 |
Opvallend: | Dit project zal ons anders doen kijken naar de meesterwerken van de Nederlandse schilderkunst. |
Valorisatie: | De eerste fase van het project (2025-26) zal resulteren in een boek dat gericht is op zowel professionele (kunst)historici als een breder kunst- en geschiedenisminnend publiek. Het streven is deze initiële fase te laten volgen door een tweede fase (ca. 2027-32) die moet leiden tot een reeks van publicaties en activiteiten. |
De schilderkunst van de Nederlanden tussen 1400 en 1700 is wereldberoemd. Groepsportretten als Rembrandts Nachtwacht (1642) beschouwen we nu als meesterwerken die deze bloeiperiode bij uitstek kenmerken. In dit project bestuderen we de Nederlandse groepsportretten van vóór 1700 als een serieel brontype om te komen tot nieuwe inzichten over de functies die zij vervulden binnen de premoderne politieke cultuur.
In het project richten we ons op de betekenis van geschilderde groepsportretten. We kijken naar dubbelportretten en familieportretten, institutionele groepsportretten zoals regentenstukken en schuttersstukken, maar ook naar hybride genres zoals de altaarstukken van Jan van Eyck en Jan van Scorel. Voor groepsportretten hangt de betekenis enerzijds sterk samen met de vraag wie het initiatief tot deze werken heeft genomen: welke redenen hadden opdrachtgevers om dit te doen, wat wilden zij ermee bereiken? Anderzijds gaat betekenis over wat er op de schilderijen te zien is: hoe werden premoderne preoccupaties met rang en anciënniteit tot uitdrukking gebracht, en hoe verhoudt zich in deze portretten de verbeelding van het collectief tot die van het individu?
Natuurlijk is naar de betekenis van Nederlandse groepsportretten al veel onderzoek gedaan. Wel betreft dit vooral een toplaag van schilderijen die uit esthetisch – en dus ook commercieel – oogpunt de moeite van het onderzoeken waard zijn gevonden. De studie van betekenis in de Nederlandse schilderkunst is daarbij lang gedomineerd geweest door de iconografie en de iconologie, die als wetenschappelijke methodes hun oorsprong vinden in de vroege twintigste eeuw. Deze benaderingen hebben ons veel gebracht, maar beginnen inmiddels te voelen als een knellend keurslijf, omdat zij werden ontwikkeld in een tijd met heel andere normen, waarden en technische mogelijkheden.
Hardnekkig is ook de gerichtheid op het genie van de individuele kunstenaar: de ‘hand van de meester’. Hoewel begrijpelijk vanuit museaal oogpunt, staat het ons begrip van betekenis in de weg. Premoderne schilders waren (uitzonderlijk begaafde) ambachtslieden die in opdracht werkten. De beeldtaal die ze gebruikten om betekenis te geven moest kunnen worden begrepen door wie de schilderijen bekeek, zoals hun opdrachtgevers beoogden. Als we willen zien wat tijdgenoten zagen, moeten we in de huid kruipen van de opdrachtgever, die geen belang had bij ondoorgrondelijke schilderijen. De beeldtaal moest bovenal herkenbaar zijn. Dit veronderstelt systematisch hergebruik van motieven, dus we moeten schilderijen meer dan tot nu toe gebeurd is bestuderen als seriële bron.
De groepsportretten functioneerden binnen (semi-)publieke contexten als kerken, doelengebouwen en de representatieve vertrekken van herenhuizen, en dienden familiedynastieke doeleinden. Zij geven daarmee belangrijke informatie prijs over de vigerende politieke cultuur. Een systematische heroverweging van de portretten verschaft ons daarnaast nieuwe inzichten over betrokkenheid bij de opdrachtverlening van onder meer vrouwelijke voorgestelden en voorgestelden van wie dit op grond van hun hiërarchische positie in het schilderij niet eerder vermoed werd. Deze aspecten sluiten direct aan bij de missie van de onderzoekgroep Politieke Cultuur en Geschiedenis, waar dit project is ingebed, en de instituutsbrede aandacht voor inclusieve geschiedenis. Binnen de onderzoeksgroep is dit project bovendien illustratief voor onze hernieuwde aandacht voor de Nederlanden in de overgang van de late middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd.
Nederlandse erfgoedinstellingen lopen wereldwijd voorop met het digitaal beschikbaar stellen van hun kunstcollecties en door het stimuleren van initiatieven als Iconclass. Binnen het Humanities Cluster van de KNAW hebben we de afgelopen jaren ervaring opgedaan met ontsluiting van grote datasets met behulp van een combinatie van AI-gedreven methoden en citizen science. In dit project willen we onderzoeken hoe we deze uitgangssituatie kunnen benutten voor vernieuwend onderzoek naar de betekenis van kunst.
Gerelateerde publicaties (open access)
Joris Oddens, Gloria Moorman en Alessandro Metlica, ‘Representing Power in the Seventeenth-Century Dutch Republic’, in: Joris Oddens, Alessandro Metlica en Gloria Moorman (red.), Contending Representations I: The Dutch Republic and the Lure of Monarchy (Turnhout: Brepols, 2023) 6-36.
Joris Oddens, ‘You Can Leave Your Hat On: Men’s Portraits, Power, and Identity in the Seventeenth-Century Dutch Republic’, The Seventeenth Century 36:5 (2021) 797-853.