Het Menniste Haarlem

Looptijd: 2024-2028
Subsidieverstrekker: Stichting Hendriks van Marum
Subsidieomvang: 260.000 euro
Opvallend: Waarom kon juist de kleine gemeenschap van Mennisten uitgroeien van een gemarginaliseerde groep tot voorloper in het verlichtte gedachtengoed, met zeer vooruitstrevend ideeën en praktijken op het gebied van Bijbelkritiek, wetenschap, en kunst- en boekproductie?

In de ontwikkeling en bloei die Haarlem gedurende de zeventiende en deel van de achttiende eeuw mee maakt, blijkt de doopsgezinde minderheid een ongekend grote rol te spelen. Veel mennonieten vestigen zich in tweede helft van de zestiende eeuw in de Noord-Hollandse stad en dragen hiermee enorm bij aan de handel, kunsten en kennisvergaring in Haarlem, welke in dit onderzoek uiteengezet en geanalyseerd zullen worden.

Het doel van dit onderzoek is deze Haarlemse doopsgezinde gemeenschap letterlijk en figuurlijk in kaart te brengen, mede op basis van primair bronnenonderzoek en digitale netwerk analyses. Daarnaast wordt onderzocht waarom juist deze gemeenschap kon uitgroeien van een gemarginaliseerde groep tot voorloper in het verlichtte gedachtengoed, met zeer vooruitstrevend ideeën en praktijken op het gebied van Bijbelkritiek, wetenschap, en kunst- en boekproductie.

Een intellectueel netwerk

Het project richt zich in eerste instantie op de vraag hoe binnen deze kleine groep de productie en verspreiding van baanbrekende cultuur (in de meest brede zin) tot stand kwam. Hoe kon deze kleine groep uitgroeien tot zowel nationale als internationale trendsetter op ogenschijnlijk zeer uiteenlopende cultuuruitingen die onderling verbonden blijken: teken-, graveer- en schilderkunst; eerste Nederlandse krant; boekproductie (en -handel); instrumenten- en klokkenmakers; verzamelaars van naturalia en curiosa; vormers van genootschappen, teken- en astronomische opleidingen; dichters, schrijvers en geleerde auteurs contra bijgeloof.

Hoewel er onderzoek geweest is naar specifieke personen uit doopsgezind Haarlem, zoals Carel van Mander en Pieter Teyler van der Hulst, blijkt er nog weinig onderzoek gedaan te zijn naar het totale intellectuele netwerk. De bronnen voor dit project zijn onder meer ondergebracht in de database en acta van Doopsgezind Haarlem. Het Noord-Hollands archief beschikt daarnaast over diverse notariële archieven, notulen van de verschillende stichtingen en genootschappen en het zeer rijke familiearchief Barnaart dat recentelijk is overgedragen.

Kleine gemeenschap, grote invloed

De ‘mennisten’, in grote getalen naar Haarlem getrokken na onder andere de Val van Antwerpen, concentreerden zich op nijverheid en handel. Dit culmineerde in een ongekende hub van kennis en kapitaal in de achttiende eeuw, wat zich onder meer uitte in een rijk genootschapsleven. Daarvan is Teylers Stichting (1778) veruit het bekendst, maar het eerste noch het enige. Gedurende 250 jaar ontplooide de kleine onderling sterk verbonden gemeenschap zich met grote aantallen innovatieve en onderlinge verweven activiteiten, variërend van lakenhandel tot radicale Bijbelkritiek, en baanbrekend fysisch onderzoek tot productie van kranten, tijdschriften en boeken. We kunnen zonder overdrijving de Haarlemse doopsgezinden beschouwen als een van broedplekken van de Verlichting, waarin inclusiviteit en diversificatie zo belangrijk werden.