Dagboek van Willem de Clercq 1811-1844
Als klein jongetje begon de Amsterdammer Willem de Clercq (1795-1844) al met het schrijven van verhalen en toneelstukjes, bestemd voor de familiekring. Toen hij een jaar of zes was, volgden verslagen van uitstapjes. Daaronder bijvoorbeeld een ‘Journaal van een klein reisje, gedaan met papa, mama en nicht Kops naar het kamp te Zeist’. Op maandag 2 september 1811 (er is kermis in de stad) schrijft hij dan de woorden: “Ziedaar de dag waarop ik begin.” Deze plechtige uitspraak blijkt het begin van een zeer regelmatig, met grote zorg bijgehouden dagboek. De laatste aantekening dateert van enkele dagen voor zijn onverwachte overlijden in 1844.
De dagboeken van de Clercq zijn volstrekt uniek voor Nederland. Niet alleen vanwege de omvang – geschat op zo’n 30.000 pagina’s – maar ook voor wat betreft de diepgang en reikwijdte van de aantekeningen. De lezer van de tekst ziet de wisselvalligheden van een mensenleven aan zich voorbijgaan, en tegelijk daarmee de politieke, sociale, culturele en technologische veranderingen van een heel tijdperk. Dankzij een samenwerkingsverband van diverse geïnteresseerde personen en organisaties is thans een gedeelte van het dagboek, te weten de periode tot en met het jaar 1838 op deze website beschikbaar. Naast de gescande afbeeldingen van de dagboekpagina’s vindt de lezer hier de getranscribeerde tekst.