Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw

Uitgegeven door I.J. Brugmans, D. Damsma, J.M.M. de Veere en L. Noordegraaf (jaar van publicatie: 1956-1979)

In de eerste helft van de 19e eeuw ontstond behoefte aan stelselmatig verzamelde gegevens betreffende het economische leven. Door de centrale overheid werden zogenaamde nijverheidsenquĆŖtes gehouden in 1816, 1819, 1843 en 1848.

In 1923 begon I.J. Brugmans met een inventarisatie van de uitkomsten van deze tellingen, die niet centraal bewaard zijn gebleven, maar verspreid liggen in provinciale en gemeentelijke archieven. Deze zeer tijdrovende inventarisatie leidde, opgehouden door crisis en oorlog, tot publicatie in 1956 van twee delen die tezamen bijna duizend pagina’s tellen. Enkele tientallen jaren later stuitten D. Damsma, J.M.M. de Meere en L. Noordegraaf op enige nog niet gepubliceerde antwoorden op de nijverheidsenquĆŖtes. Zij werden in 1979 als supplement op de twee eerdere delen uitgegeven. Deze uitgave bevat een volledige facsimileuitgave (Rijks Geschiedkundige PublicatiĆ«n GS 398, 99 en 168) en OCR-tekstbewerking.

De betekenis van de gepubliceerde statistieken voor historisch onderzoek is groot. Ze geven een beeld van de structuur van de Nederlandse nijverheid en veranderingen daarin. De tabellen kunnen worden gebruikt om inzicht te krijgen in de lokale economische omstandigheden of in de structuur van een bedrijfstak op een landelijk niveau. De tabellen informeren over handelsgeschiedenis en de economische politieke geschiedenis omdat zij voor elke industrie vermelden welke problemen er waren bij import en export. Als laatste zijn de tabellen belangrijk vanuit een cultureel-sociale optiek omdat ze inzicht geven in het denken van Nederlandse ondernemers.